Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE4402

Datum uitspraak2002-05-08
Datum gepubliceerd2002-06-24
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers01/01930
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem zesde enkelvoudige belastingkamer nummer 01/01930 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : [X] te : [Z] verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren [P] aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar betreft : aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1999 nummer : [01.H96] mondelinge behandeling : op 24 april 2002 te Arnhem waarbij verschenen : belanghebbende en zijn gemachtigde [alsmede de Inspecteur] gronden: 1. Belanghebbende heeft op 13 juni 2001 met [de ambtenaar] van Belastingdienst/Particulieren [P] (hierna: de ambtenaar) een gesprek gehad in zake de kosten van levensonderhoud van zijn studerende [dochter], geboren 29 april 1972, welke kosten belanghebbende als buitengewone lasten in zijn aangifte inkomstenbelasting 1999 in aftrek heeft gebracht. 2. Ter zake de contante betalingen die belanghebbende aan zijn dochter heeft gedaan als tegemoetkoming in de kosten van haar levensonderhoud, heeft de ambtenaar in genoemd gesprek opgemerkt dat hij er niet aan twijfelt dat deze contante betalingen hebben plaats gevonden, maar dat de wet, die in deze schriftelijke bewijs verlangt, hem verhindert de contante betalingen in aftrek toe te laten. 3. Nu ter zitting is komen vast te staan dat dit standpunt van de ambtenaar berust op een te strikte rechtsopvatting en de Inspecteur, nu hij bij gebrek aan eigen wetenschap niet aannemelijk kan maken dat de ambtenaar de onder 2. genoemde uitlatingen niet heeft gedaan en hij zich om die reden aan de uitlatingen gebonden acht, zijn partijen ter zitting bij wijze van compromis als volgt overeengekomen: a) de kosten van levensonderhoud voor [belanghebbendes dochter] worden voor het jaar 1999 als buitengewone lasten door de Inspecteur geaccepteerd overeenkomstig de door belanghebbende ingediende aangifte; b) belanghebbende kan aan de thans overeengekomen afhandeling met betrekking tot het jaar 1999 noch aan de litigieuze uitlatingen van de ambtenaar rechten ontlenen voor de jaren na 1999. slotsom: Het beroep is gegrond. proceskosten: Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op € 20. beslissing: Het Gerechtshof: - vernietigt de uitspraak waarvan beroep; - vermindert de onderhavige belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van € 59.801,43 (ƒ 131.785) en overigens met inachtneming van de elementen die bij het vaststellen daarvan in aanmerking zijn genomen; - gelast de Inspecteur het griffierecht van € 27,23 (ƒ 60) aan belanghebbende te vergoeden; - veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 20, te vergoeden door de Staat der Nederlanden. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2002 door mr. J. Lamens, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J.H.M. Delnooz-Engels als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (J.H.M. Delnooz-Engels) (J. Lamens) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.